Reijer Veenendaal (links) en Gijs Leijenhorst zijn dagelijks in de weer met de duiven. |
|||
Lekker op straat spelen | |||
Duiven zijn z'n grote hobby. Reijer
Veenendaal 'vliegt' niet onverdienstelijk. Hij zit bij duivenvereniging
De Luchtpost. Het hok achter in zijn tuin aan de Koppelweg verdient het
predikaat paleisje. Hij brengt er menig uurtje door, vaak met andere
duivenmelkers zoals Gijs Leijenhorst. Veenendaal en zijn vrouw wonen
op een steenworp afstand van 't Sasje. Alleen de Eem ligt ertussen. "Ik
ben een echte Sassiaan", zegt de 60-jarige Veenendaal niet zonder trots.
Hij voegt er aan toe: "En geloof me, dat is geen slecht mens. Het Sasje
was een echte volksbuurt waar je zeker als kind altijd goed op straat
kon spelen. Deed je verstoppertje, dan was je zo met 20 tot 25 man. En
altijd lol. Maar denk niet dat we laat op straat zwierven. Om 20.00 uur
werden we naar binnen geroepen. En dan hoefde je niet te zeuren." Geld voor speelgoed was er niet. Dat maakte de jeugd vindingrijk. Een reeks spelletjes, in de autoloze straatjes van 't Sasje, stond op het programma. Keutel in de naad, buslopen op conservenblikken, buskruitje, hoepelen, prikketollen, verlkaar de oorlog en andere bedenksels. Veenendaal heeft tot z'n 20-ste in 't Sasje gewoond. Buiten het beschermde volksbuurtje voelde hij wel dat er door veel Amersfoorters op neer werd gekeken. Dat maakte hem een beetje onzeker en benauwd toen hij verkering kreeg. Als de meisjes hem maar niet afkeurden omdat hij van 't Sasje kwam. Het kwam allemaal goed en nu zegt hij het 'eigenlijk wel leuk te vinden een Sassiaan te zijn'. Zijn hart sprong open toen hij 2 weken geleden samen met meer dan 100 oud-buurt genoten op de foto ging. Daar stonden ze dan op de kale, verdorde grond. Het werd een feest van herkenning. Ze bleven uren hangen. Vader Veenendaal werkte bij de gemeentereiniging. "Hij was nog één van de weinigen die stronttonnetjes ophaalde met paard en wagen. Hij droeg altijd een leren sloof. Ze noemden hem de strontboer. Zijn andere bijnaam was Thijs de Prumer, omdat hij pruimde". Zoon Reijer verdiende, zoals de meeste mannen die geen eigen handeltje dreven, zijn brood in de bouw. |
|||
|