Amersfoort
Hier ziet u de fotoprint die op een tegel is afgedrukt als aandenken voor alle Sassianen en hun vrienden.
Het is weliswaar een pleister op de wonde, maar toch ook een tastbaar geschenk voor ieder die dierbare herinneringen heeft aan de buurt.
Met de afbraak van ons Sasje is er een stuk van ons leven weggenomen, en dat door buitenstaanders nog wel. De politiek was weer eens machtiger dan een mensenhart. Maar één ding kunnen ze nooit wegnemen van een Sassiaan en dat is zijn trots. De jaartallen die op de afbeelding staan vermeld, hebben betrekking op het ontstaan van het volksbuurtje ‘t Sasje en het verlies van het laatste huisje. Zo rond 1873 moet het eerste huisje op het Sasje zijn gebouwd, maar de naam van het Sasje bestaat al veel langer. Op diverse kaarten (zie eerstvolgende pagina’s) staat het Sasje ingetekend. In 1823 was het nog een stuk warmoezeniersland, dus een tuin waarin groente werd verbouwd. Het Sasje was toen het eigendom van Th. J. van Lilaar, een rijk man.

Cor Blad

   
Luchtopname van het Sasje met de aangrenzende fabrieken. Links van de gasfabriek de Gaslaan. Daar ligt nu de Amsterdamseweg.

Rechtsboven ligt het terrein van Van Nieuwenhuizen (voorheen oliemolen ‘De Zon’). De Eem is net niet te zien.

   
Plattegrond van A. Slits en J. Vesters uit 1823 (detail).
   
Kadasterkaart, getekend door T. Pik, december 1951.
   
Kaart van I. van Vooren en P. Wagemaker, 1888 (detail).
   
Schipper Van den Heuvel vervoerde de vracht rond 1920 nog met een zeilschip. Op deze foto zien we een zoontje met het paard aan de teugels. Op het paard zit een neefje. Ze hebben net stro en voer gelost voor het veebedrijf van Van ‘t Net.
   
Op de voorgrond de tjalk van Jan van IJken, de kolenboer aan de Kleine Koppel.


 De Koppelgasten
Als er een schip binnenkwam om gelost te worden, kon er wel wat extra mankracht gebruikt worden; ‘Koppelgasten’ werden deze mannen genoemd. Het was hard werken geblazen en de dorst sloeg toe. Dan werd aan jongens die op straat zwierven opdracht gegeven bij Brom, die op het Sasje in de Berg en Dalstraat woonde, beugel-flesjes bier ‘dikkonten’ te halen.

L.van Drie-Vreekamp

   
Deze foto is rond 1915 gemaakt. De man in het zwart (links) is Gijs van Keken (1877-1915). Hij heette ‘de Kikkert’. Dat is een bijnaam die overgaat van vader op zoon. Gijs was de opzichter van de Koppelgasten. Hij regelde het lossen van de schepen, in dit geval dus steenkool voor de gasfabriek. In latere jaren heeft er
nog een neef van Gijs in de haven gewerkt. Dat was Van Keken uit de Eemstraat. Die was lierbaas. Zijn voornaam kennen de meesten niet, want iedereen noemde hem ‘de Kikkert’.
   
In de negentiende eeuw is de oliemolen op stoom overgegaan. In 1900 zijn de wieken eraf gegaan. In die tijd werkte de olieslagerij dag en nacht door.
   
In 1909 werd de voormalige molen het eigendom van de familie Van Nieuwenhuizen. In 1940 was er brand.
   
Sloop van de voormalige oliemolen, circa 1940.



 De Kleine Koppel in de jaren'40
Als een zilverkleurig lint strekte de Eem zich uit, gevat tussen de kademuren van de Grote Koppel en de Kleine Koppel. Op de kaden waren overwegend fabrieken gebouwd; het was een industrie- en opslaggebied. De schepen voeren af en aan om geladen en gelost te worden; de haven van de Eem bood een fascinerende aanblik. Aan de Kleine Koppel had je net over de spoorwegovergang de kolenhandel van Van IJken, er naast een smederij, dan de ‘loopkat’, een soort luchtbrug met wagentjes die, hoog boven de straat, de kolen vanuit de schepen naar de gasfabriek vervoerden. Dan volgde een gebouwtje met een bovenwoning, waar de oude mevrouw Van IJken woonde. Daarnaast de graanhandel Gerritsen, gebouwd op de hoek van de Eemstraat.
Op de andere hoek volgde het kantoor, de graansilo en de fabriek van J.L. van Nieuwenhuizen’s Graanhandel en Oliefabrieken en een woonhuis daarnaast. Dan volgden de opslagplaatsen van Van Hoogevest, Boeschoten en Salomons alsmede de zeepfabriek Pleines, afgesloten met de Erdalfabriek.
Tussen de opslagplaatsen stonden enkele woonhuizen. In het huis naast de fabriek van Van Nieuwenhuizen woonden wij, de familie Vreekamp. Ons huis werd tegelijk met deze fabriek gebouwd in 1941 en 1942; de oude fabriek - met molen - was door brand verwoest. Mijn vader, Rik Vreekamp, was daar bedrijfsleider (meesterknecht heette dat vroeger). De muur van de fabriek liep door tot voorbij ons achterplaatsje. Een deur in die muur verschafte toegang tot de fabriek, van waaruit mijn vader ‘s morgens om 6 uur de grote deuren van de fabriek ontsloot. Het was één en al bedrijvigheid om ons heen, maar op zaterdagmidag en ‘s zondags was de drukke en stoffige Koppel verlaten. Zaterdagsavonds liepen mijn moeder en ik over de ‘kinderhoofdjes’ maar de ‘mart’ die tot 10 uur duurde. Vóór ons stroomde de Eem, achter ons lag ‘het Sasje’.

L. van Drie-Vreekamp

   

Nadat de oude fabriek van Van Nieuwenhuizen door brand was verwoest, is op dezelfde plaats een nieuwe fabriek gebouwd. Daarnaast stond het silo, dat letterlijk en figuurlijk hoog boven het Sasje uitstak. Op de hoek van de Kleine Koppel-Eemstraat stond het kantoor.
Op de eerste verdieping woonde de familie Heerlien. De kinderen van het Sasje en de Kleine Koppel mochten begin jaren vijftig hier naar de televisie komen kijken. Ze kwamen dan altijd met een stuk of twaalf of veertien kinderen tegelijk aan de deur en ze moesten dan de schoenen beneden laten staan. De kinderen herinneren zich nog goed, dat ze hier op pannenkoeken werden getrakteerd.

mevrouw A. Heerlien-Wolthuis (interview)




 Tinus de Duvel

Tinus Krabbe woonde niet op het Sasje maar was wel een bijzonder figuur en niet weg te denken van de Koppel. ‘ Tinus de duvel’ werd hij genoemd, klein van stuk met glinsterende kraaloogjes. Hij was stoker bij Van Nieuwenhuizen, zat altijd in het ketelhuis. Je begrijpt wel hoe hij eruit zag en er waren dagen dat hij geen washandje zag!
Hij woonde iets verder op de Kleine Koppel, een steegje in, op het terrein van Salomons, in een oud vervallen huisje. Daar huisde hij met z’n kippen, konijnen en zijn geit, die binnen gemolken werd. Ook slachtte hij konijnen die hij verkocht. Tegen de kerst was daar veel vraag naar, meer dan het aanbod. Er werd gefluisterd dat hij dan niet altijd het onderscheid tussen een kat en een konijn kende. Miauw. De velletjes van de konijnen prepareerde hij ook. Zelf had ik er een op het zeil voor mijn bed liggen, zacht en warm.

Zijn zuster, mevrouw Vernhout uit de Nicolaas Pienemanstraat zorgde er voor dat hij niet verhongerde; elke dag bracht zij hem z’n warme hap. Wij hadden ook veel aanloop van de schippers die achterom kwamen.
Mijn vader riep dan: ‘Is de koffie klaar, vrouw?

L. van Drie-Vreekamp

   

Mevrouw Heerlien van de graanfabriek feliciteert op deze foto Tinus Krabbe (geb. 1881) met zijn vijftigjarig jubileum bij de fabriek. Schipper Wouter van IJken legde ons uit waarom Tinus ‘de Duvel’ werd genoemd. ‘Het was ook echt een duvel. Ze zeggen dat hij kippenbloed dronk. Dan sloeg hij de kop er af, en dan liet hij het bloed zo in een glas lopen.’ (*)

(*) Schipper Wouter van IJken (geb. 1925), aan boord van het schip Disponibel (interview).




 Het Sasje in een notedop

Het Sasje was een klein woonwijkje en besloeg de Eemstraat en enkele zijstraten o.a. de Hoogstraat en de Berg en Dalstraat. Het was een hechte gemeenschap met een sober bestaan. In de dertiger jaren (crisistijd) trokken velen ‘van de steun’, en moesten regelmatig ‘stempelen’. De boodschappen werden gedaan bij kruidenier Wisgerhof en werden ‘op de pof’ gekocht, maar zaterdags als de mannen met hun loonzakje thuiskwamen, werd er afgerekend. De huizen waren klein, het aantal kinderen groot. Eén van de mannen werd ‘de ooievaar’ genoemd (16 kinderen). Hij vloog wel steeds naar hetzelfde nest!

Ja, bijnamen waren schering en inslag.
Zo heette de fietsenmaker ‘Pikkie’ van de Kooij. Hij verhuisde later naar de Hellestraat. Henk Buddingh had zijn stekkie als groenteboer in de Eemstraat en ‘Lange Willem’ stond op de markt. Piet Ising (beresterk) zat bij de Koppelpoort vis te vangen; hij deed dat met een groot schepnet, een ‘totebel’.

Aan het begin van de Eemstraat was de verchroominrichting van Kamphorst gevestigd met als buurman de granietwerker Roman. Melkboer Kuit woonde er ook. Meer naar achteren gelegen was de gasfabriek gesitueerd en dan de essencefabriek Polak Frutal Works die een uur in de wind stonk. Rechts, behalve enkele huizen met o.a. een snoepwinkeltje, had Van Zomeren zijn koekfabriek die een heel wat aangenamer geur verspreidde.

Het hervormde wijkgebouw Bethel, waarin door de weeks een kleuterschool was gevestigd en op zondag kinderkerk en zondagschool werd gehouden, lag net buiten het Sasje.
Eén van de bewoners die bij Van Nieuwenhuizen werkte - Kapteijn geheten - werd de Rabbi genoemd, vanwege zijn uiterlijk.

L. van Drie-Vreekamp

   
De galvaniseerinrichting van Kamphorst in de beginjaren van het bedrijf. In juni 1923 was hij voor zichzelf begonnen in een klein schuurtje van 10 x 10 meter aan de Eemstraat 26.
Staand (v.l.n.r.) de heren F. Kamphorst, Van Lunteren en B. Kamphorst.
   
Dit is de foto van mijn vader Sjaak Wery. Hij was voddenboer van beroep en de eerste koddebeier van het Sasje. Hij vond tussen de vodden een politiepak en hij heeft dat in een vrolijke bui aangetrokken. Hij liep met dat pak over het Sasje en is er de stad mee ingegaan. Toen heeft ouwe Piet Ising hem ‘koddebeier’ genoemd. Daarna werd ik koddebeier genoemd. De naam is dus van vader op zoon overgegaan. Mijn zoon heet nu de koddebeier en mijn kleinzoon ook.

Sjaak Wery

   
Op de foto Hendrik Bouwman en Gerritje Florijn uit de Gaslaan. Hendrik (1881-1962) was eerder getrouwd met Evertje van Kommer. Ze hadden zes kinderen.
Na haar overlijden hertrouwde Hendrik in 1927 met Gerritje. Toen kwamen er nog zeven bij.
   
Willem Cornelis Blad (geb. 1891) met zijn vrouw Willemina Blad (geb. 1894). In wit pakje Jantje (geb. 1924), met daarnaast zijn broertje Jopie (geb. 1922).
   
Gerrit Snijders en Jansje Veenendaal.
Gerrit was opperman in de bouw.
   
(V.l.n.r.) Mientje, Jans, Betje en Riek Snijders, voor het huis aan de Gaslaan (foto circa 1930).
   
De familie Z.A. Teters-Visser in de tuin van Gaslaan nr.68. (v.l.n.r.) Wim, Marie, moeder met Tonnie op schoot, daarnaast Appie en Joop. De kinderen Gerda en Rinie zijn nog niet geboren. Moeder is bij de geboorte van Rinie in het kraambed gestorven (foto circa 1940).
Op de rechterfoto staat Gerrie.



 Werken, werken en nog eens werken

Mijn vader Herman Overeem trouwde in 1916 met Jannetje Staal. Jannetje kwam van het Sasje. Herman had een kolenhandel op de Woestijgerweg. Hij overleed onverwachts in 1928 en liet een gezin met vier jonge kinderen achter. Mijn moeder is toen weer teruggegaan naar het Sasje.

Ze woonde naast tante Beertje Eek-Staal op de Gaslaan. Ze kreeg ondersteuning van de kerk. Ze ging ook elke woensdagmiddag naar de Armen de Poth. Daar kreeg ze dan een brood, wat roggebrood en een pakje boter. Toen mijn oudste broer ging werken, ging de ondersteuning van de kerk naar beneden. Toen mijn tweede broertje ging werken, ging de uitkering nog meer achteruit. Toen ik 14 jaar was ging ik bij de Sopla werken. Mijn moeder ontving daarna nog maar een kwartje steun per week. Op de dag dat dominee van de Hengel langskwam heeft ze hem de deur uitgekeild.

Ik ben trots op mijn moeder.

Ze heeft haar hele leven hard gewerkt voor haar kinderen en ze is nooit hertrouwd. Om geld erbij te verdienen is ze in de oorlog aardappelen gaan pitten op de gaarkeuken bij de gasfabriek. Dat was heel prettig, want zo wist ze ook nog wel aan extra eten voor ons te komen. Ook zijn we in die tijd goed geholpen door onze oom en voogd Teus Overeem. Die had een kleine boerderij in Soest en kwam elke week een zak aardappelen brengen.
Mijn moeder heeft nog op het oude politiebureau gewerkt. Dat gebouw stond daar op de hoek van de Utrechtseweg. Ik kwam er dus ook. Ze moest ook de cellen schoonmaken. Bij de Sopla verdiende ik drie gulden tot drie gulden vijftig per week. Ik moest tabak strippen. Voor elke kilo gestripte tabak ontving ik een dubbeltje. Van elke gulden loon kreeg ik van mijn moeder een dubbeltje zakgeld. In de oorlog moesten alle mannen van de Sopla zich melden voor het werk in Duitsland. Mijn twee broers waren al in Duitsland. Mijn moeder ging naar de dokter en kreeg voor elkaar dat ik op medische gronden werd afgekeurd. Na de oorlog ben ik nog een jaar in militaire dienst geweest. Later ben ik bij de spoorwegen gaan werken. Ik heb mijn zoon goed laten studeren. Hij heeft een goede baan. Van de kerk moet ik niets meer hebben.

Mijndert Overeem, geb.1924

   
Het gezin van Herman Overeem (1889-1928) en Jannetje Staal circa 1926. (v.l.n.r.) kinderen Mijndert, Antoon en Henk. Dochter Jannetje Overeem is nog niet geboren.
   
Jannetje Overeem-Staal (1889-1972) Deze foto is gemaakt in 1950 bij het huwelijk van haar zoon Mijndert. Dank zij Drees waren toen de slechte tijden eindelijk voorbij.
   
Je hebt wel meer families die ‘Van den Hoek’ heten. Daar zit een familie bij die wat met dieren heeft. "Dat komt van hun opa", zeggen ze dan op het Sasje. Die reed nog met de hondenkar. Maar dat moet wel heel lang geleden zijn, zeker in het begin van de vorige eeuw. Dit is in ieder geval Hendrik van den Hoek
(geb.1893). Zijn broer Roel woonde op de Noordstraat 15 en hijzelf een paar huizen verder, op nummer 18.
   
Nard de Wit (1878-1947) en zijn vrouw lange Bet Oostveen. Zij woonden in de Gaslaan, daar kon je bier kopen. Dat huis werd daarom ‘Hotel de Witte’ genoemd. Zijn eigenlijke werk bestond uit het trekken en lossen van schepen. Die schepen trok hij voort samen met zijn zoons vanaf Baarn en Soest, langs het Jaagpad, naar de Koppel in Amersfoort. Ook hij had een hondenkar. Daarmee trok hij met zijn jongens er op uit om te venten met oude lompen en metalen.

Zijn kleinzoon, Ben den Ouden

   
Kees Veenendaal heeft voor Nederland gediend in Indië. Toen hij weer thuis kwam, werd dat gevierd met een groot feest.
   
Matthijs Veenendaal (1895-1974) en Gerritje Veenendaal-van de Kraats (1898-1990), met de eerste drie kinderen (v.l.n.r.) Riek, Kees en Gerrit. Later zijn er nog vier kinderen bij gekomen. Vader Veenendaal werkte 40 jaar bij de gemeente en was een hard werkende man.



 Een burenonderonsje
Op deze foto, gemaakt rond 1958, staan Willem Karman met Willie Blad (rechts) en Henk den Ouden met zijn zoon Henk (links). Ze staan in de tuin van Henk, die gelegen was in wat ze in de volksmond noemden ‘de Zwartesteeg’. Ze staan gezellig te praten. Dat gebeurde wel vaker in de buurt. Maar lang stond je
niet met z’n tweeën. Iedereen had wel wat te vertellen en de groep werd dan aangevuld met de familie Deltin, Bart Veenendaal, Jo Blad, Evert van Ginkel, Jan en Kee van den Hoek, Rabbi Kapteijn, en dan hebben we het alleen nog maar over de ‘Zwartesteeg’. Het Sasje was een hechte gemeenschap, de mensen hingen erg aan elkaar. Als het iemand slecht ging, werd er gedeeld, de sociale controle was erg groot. De mensen van het Sasje waren een grote familie die lief en leed met elkaar deelden.

Cor Blad




 Boulevard de la Sasse
Mijn naam is Frieda Jansen-Wisgerhof. Ik ben geboren op 19 januari 1940 op de ‘Boulevard de la Sasse’, zoals mijn vader dat altijd zei. Wij hadden daar een kruidenierswinkel. In de schuur werd ook petroleum verkocht, waarvan met de jaarwisseling gretig gebruik werd gemaakt op het veld bij de Noord-straat. Van de winkel kan ik me ook herinneren dat Gerrit Veenendaal altijd tegen sluitingstijd nog even bij m’n vader het afsnijdsel van de vleeswaren kwam opeten. Eens stond er een ton gele zeep in de winkel en de jongens riepen: Gerrit is dat stroop? Ja zei hij. Mogen we een hap. Ja hoor, zei
hij. Nou je kan wel begrijpen wat er toen gebeurde. Ook herinner ik me goed, dat ik veel verdriet heb gehad, toen mijn moederstierf. Ik was zes jaar. Ik weet nog, dat Marg Klaverstijn zei: och dat arme deerntje heeft nu geen moeder meer. Maar mijn vader hertrouwde met Tonia van Es-Langgras. Ze was ook een Sassiaan, een weduwe met twee dochters Ria en Joke. Uit dat huwelijk is nog een tweeling geboren, Evert en Gerda. Omdat het Sasje weg moest, verhuisden wij naar een winkel in Randenbroek. Daar heeft mijn vader nog enkele jaren gewoond naast Henk Buddingh, die daar een groentezaak had, net als op het Sasje. Toen onze winkel op de Sas werd afgebroken, ging ik elke dag kijken. Wat vond ik dat erg. Ik ben een Sassiaan en zal dat altijd blijven, want je jeugd vergeet je nooit, hoe moeilijk het soms was.

Frieda Jansen-Wisgerhof

   
De kruidenierszaak van Gerrit Wisgerhof op de Eemstraat 21.
   
Het personeel van de zeepfabriek. Rechts opzij (waarschijnlijk) de opzichter van de fabriek, de heer I. de Visser, die naast de fabriek op de Kleine Koppel heeft gewoond. Op de tweede rij, vlak achter de directie, staan de oudere medewerkers. De middelste man (met snor, zie inzet) is de vader van Wessel Priem.
   
Jan Staal en oma Grietje Staal-Jansen. Jan werkte bij de gasfabriek. In zijn jonge jaren was hij de lantaarnaansteker van de buurt. De familie Staal woonde vroeger in de Hoogstraat op nummer 30, onder de rook van de zeepfabriek. Op de achtergrond van deze foto zie je dan ook de fabriek. In slechte tijden is menig jonge Sassiaan onder ‘t hek door gekropen om er wat zeeppoeder op te halen.



 Soms had hij hele gaten in zijn handen
Mijn Pa, Jan Hamers, werkte op de zeepfabriek ‘de Viruly’. Hij stelde zeepsoorten samen en werkte met loog. Dat was naar spul. Soms had hij hele gaten in z’n handen, zo beet dat goedje in je huid. Vooral ‘s winters was het werk erg zwaar, als het had gesneeuwd. Dan moesten de vaten met zeep, die over de Eem per schip waren aangevoerd, omhoog gesjouwd worden de fabriek in. Dus dat was geen lolletje voor zo’n man. Maar ja, er moesten centjes komen en dus ging je door. Hij heeft er denk ik bij elkaar gerekend zo’n 22 tot 23 jaar gewerkt.
Hij is in de oorlog wel negen maanden weg geweest toen de mannen zich moesten melden om voor de Duitsers te werken. Naderhand heb ik gehoord, dat we wel geld kregen uitbetaald van de fabriek en we kregen ook zeeppoeder en zout. Dat was in het laatste oorlogsjaargoud waard, want dat kon je ruilen voor eten.

Na de oorlog gingen ze van de zeepfabriek wel eens een dagje uit naar Volendam en Amsterdam of naar Rotterdam, naar een revue van Snip en Snap of Willie Vervoort en zo. Mijn Pa had een vast groepje mensen met wie hij altijd samen lopend naar het werk toe ging. Dat waren de heren Florijn en Barreveld en daar was ook Gijs Oostveen bij. Als er ‘s morgens één ontbrak vroegen de anderen al: ‘hé is er eentje ziek?’ Want die gasten hadden ondanks alles enorm veel plezier met elkaar.

Als je bij Viruly een aantal jaren had gewerkt, kreeg je een horloge en als je wegging met pensioen dan kreeg je een schilderij met een wasblekerij erop, zoals ze dat vroeger deden op een veld.

D. van Wegen-Hamers, geb. 1931

   
J.J.J. Hamers (geb. 1897). Afscheid van de zeepfabriek op 27 juli 1962.



 De Phoenix en de Sopla
Toen ik net 14 was, ben ik naar naar de Sopla gegaan, aan het Smallepad. Ik heb daar een half jaar op de sigarenfabriek gewerkt. Die ging toen dicht. Dat was in 1950. Daarna ben ik bij de Phoenix gaan werken. Ik heb met de hand etiketten geplakt. Dat gelooft niemand. Als je nu die brouwerijen op de televisie ziet
hè, dat gaat razendsnel. Dan moet iemand een half uur of een uur achter zo’n machine staan, dan was het al klaar. Wij stonden er de hele dag achter. Als je ouder werd, schoof je hogerop in het bedrijf. Ik heb in totaal 21 jaar op die brouwerij gewerkt, maar ik hoef het niet meer hoor. Het moet wel erg heet wezen, wil ik bier drinken. Op de brouwerij kreeg je om 11 uur ‘s morgens al een fles bier en om drie uur weer. Koffie was er niet. En de laatste jaren hadden wij daar pas een kantine.

Andries van Dijk

   

In de loop der jaren hebben veel mensen uit het Sasje voor korte of langere tijd bij de Sopla gewerkt. Op de foto boven het team van de Sopla-sigarenfabriek. Eind jaren twintig hoorde dit elftal bij de beste voetbalteams van Amersfoort. In het elftal zaten ook Breur Hassink (staande bij de linkerdoelpaal), keeper Paul van Zoghel (op z’n hurken) en daarnaast Gerard van Ramselaar en Wessel Priem jr.




 Voor een rijksdaalder en wat koek
Toen ik nog 13 was heb ik een tijdje bij de koekfabriek van Meursing gewerkt. We waren net bevrijd. Op zaterdag kregen we dan een kilo kantkoek, een pond biscuit en een rijksdaalder voor een hele week werk. Ik mocht zakjes knippen. Daar heb ik het niet erg lang uitgehouden.
Toen ik 16 jaar was, is mijn moeder overleden en ben ik thuis gaan zorgen voor het gezin. Later ben ik toch weer teruggegaan naar de fabriek om wat geld erbij te verdienen. Toen heb ik in de kantine gewerkt. Tante Nel - een vrouw uit de buurt - paste als ik moest werken op mijn kleinste broertje.

De foto is gemaakt aan de achterkant van de Meursingfabriek. We zijn toen een dagje uit geweest. Op de eerste rij links zit Mientje Pureveen uit de Gaslaan. Iets verder, (rechts van de Spakenburgse) Hennie Bouwman. Het vijfde meisje van die rij ben ik, Marie Teters, zo kennen ze me daar in de buurt. Achter het zesde meisje staat Nellie van Beekhoven. Bovenop de bestelauto zit een meisje van Voortman. In de auto (rechts) juffrouw Prins van de fabriek.

M. Montauban-Visser(geb. 1931)




 Oude vodden en wat al niet meer
Door de jaren heen zijn er overal achter de huisjes kleine bedrijven ontstaan. Dat hoorde er zo bij in het Sasje. Het was ook hard nodig, want het geld groeide je niet op de rug. Vader Wery had eigenlijk drie banen tegelijk. Overdag ging hij venten met lompen en oude metalen in Amersfoort. Hij nam ook werk aan in de haven. Hij hielp daar bij het lossen van de cocosschepen. Hij ging ook kramen opzetten voor de markt. Dat was niet alleen in Amersfoort, maar ook in Barneveld. Dat werk werd meestal ‘s nachts gedaan. Daarom hebben wij van Wery zoveel respect voor onze vader en opa.
Het bedrijf van H.J. Wery achter het woonhuis aan de Hoogstraat 10. Op de voorgrond vader Henk Wery,bezig met het persen van oud papier. Hij wordt geholpen door zoon Jan. Er zijn een paar toeschouwers. Links: Henk van den Hoek ‘de Snor’. Achter Jan
staat Dicky Vis. Rechtsachter: Teus van Zoeren
   
Nadat vader Hendrik Jan Wery overleden was, zijn de twee zoons Kees en Jan doorgegaan in de metaalhandel. Deze foto is gemaakt in 1986. Toen het Sasje helemaal was afgebroken is het bedrijf verhuist naar de Havenweg.



 Al de foto's van het Sasje
Wat ik de laatste tijd allemaal toch heb mee gemaakt ... dat is een verhaal op zich. Dan ging ik ‘s avonds foto’s ophalen bij oude Sassianen en dan stond ik bij ze voor de deur en dan kreeg ik te horen: ‘Ha die Jan, wat kom je hier doen’. En dan zei ik: heeft u het al gehoord dat we een reünie houden. Heeft u nog wat oude foto’s van het Sasje, van de tijd dat u er woonde. En dan was het antwoord: ‘nee hoor, wij hebben geen foto’s’. En dan zei ik: kijk het boek is al een beetje ingedeeld. En dan liet ik de foto’s zien... Je gelooft het niet, de tranen stonden in hun ogen. En dan was het: ‘Ohhh, wat mooi! Kijk, dat zijn onze buurtjes, daar hebben we jaren lang naast gewoond. En dat is een foto van m’n vader. M’n vader! M’n vader! Hoe kom je daar aan? Van wie heb je die. Die wil ik hebben. Kan ik die foto krijgen van je.’
Dan was mijn antwoord: ‘nee. die heb ik van andere mensen gekregen, die mag ik niet weggeven. Die moeten allemaal terug. Als u nog foto’s van vroeger hebt krijgt u ze ook allemaal terug hoor. Je mag er zelf een stukje bij schrijven. Als het boekje klaar is, krijg je er eentje en dan heb je meteen alle foto’s van het Sasje bij elkaar.’ En dan was het eerlijke antwoord: ‘Jan, ik wist niet dat het zo’n serieus plan was. Natuurlijk kan je m’n foto’s krijgen. Ik ga ze gauw opzoeken. Ik bel je op. Ik heb mijn vakantie voor de reünie verzet. Ik hoop er nog veel van het Sasje terug te zien, nu het nog kan.’

Jan Wery

   
Adriana Staal, bijgenaamd Zwarte Sjaan, die getrouwd was met Langgras. Ze is geboren in 1887 en trouwde in 1918.
   
Uit het eerste huwelijk van Jan met Marie Staal, waren vijf kinderen: Griet, Marie, Jes, Jan en Cor. Marie kwam van het Sasje en was 31 jaar toen zij overleed. Jan Reyne is hertrouwd met Neeltje van Dijk, die ook al twee kinderen had. Uit het tweede huwelijk zijn nog eens zes kinderen geboren.
Jan ‘de Putter’ was altijd in de weer met de handel in antiek. Ook had hij eenwinkeltje in de Coninckstraat. Zijn grootste hobby was postduiven. Hij is op 9 januari 1980 overleden.

Cor Reyne




 De Kruidenierszaak
Opa Krijnen in de kruidenierswinkel. Dit was ook het winkeltje, waar je als kind vóór schooltijd toverballen ging kopen.
   
Later nam Joeke met zijn vrouw de zaak op het hoekje van de Eemstraat van opa Krijnen over.



 Handelsgeest
De familie Krijnen zat in de handel. Je had opa (Jacques) Krijnen, Jacques, Gerrit, Jo, Ko en Joeke en dan waren er nog vijf meidjes. Joeke is begonnen als musicus met drums en piano. Later was hij kruidenier in de winkel die hij van opa Krijnen had overgenomen. Hij was dus op en top een Sassiaan. De handelsgeest en de durf om te ondernemen zat er wel in, want hij heeft naderhand een pracht zaak op de Isseltseveld gehad en hij zat ook veel in andere handel.
Ome Joeke Krijnen in zijn jonge jaren.
   
Een familiefeestje in het kamertje achter de winkel in de Eemstraat. Zittend: Jacques en Jans Krijnen. Daarachter Joeke en Riek.
De man links is onbekend.



 De handel in ijs en vis

Deze foto is uit de jaren vijftig.

Jacques Krijnen (l.) en Ko Krijnen. Rechts Jacques Krijnen junior. Ze hadden in die tijd een motorbakfiets gekocht om met ijs te gaan venten.

   
Dit is Ko Krijnen met zijn vrouw Dien, dochter Joke en hulpje Beppie circa 1955 op de markt in Amersfoort. Toen zaten ze nog in de vis. Ze woonden op het Sasje in de Berg en Dalstraat en hadden daar ook een pakhuis. Het was hard werken in die tijd.



 Kersentijd
De kinderen van het Sasje herinneren zich nog allemaal het busreisje dat aangeboden was door Joek Krijnen en zijn vrouw. Dat was ongeveer in 51. We gingen toen met zijn allen naar de Betuwe om kersen te plukken. De foto is gemaakt vóór de winkel.
   
Bij thuiskomst wachtte ons een broodmaaltijd, waar gretig gebruik van werd gemaakt. Sommigen van ons konden niet meer, maar dat kwam van de kersen.



 Weet je nog wel...
Onze hele familie woonde op het Sasje. Opa en oma Kapteijn woonde in de Steeg. Tante Marg woonde in de Eemstraat. Tante Riek, tante Corrie en tante Mien woonden in de Gaslaan. Oom Rabbi woonde in de Berg en Dalstraat. Dit zijn Gerard en Nellie Kapteijn met hun kinderen Gerrit en Corrie. De foto is gemaakt op het plaatsje achter het huis van mijn ouders op de Gaslaan 66.

Corrie Kapteijn

   
De zingende koopman

Oom Rabbi Kapteijn, eigenlijk heette hij Adriaan, dat was me er toch eentje. Hij werkte bij Van Nieuwenhuizen ‘onder de zakken’ maar hij ging ‘r ook op uit met de kar. Dan kon je hem soms wel de ‘huilende koopman’ noemen, want als de handel niet los wilde komen, kwamen er traantjes aan te pas. Hij werkte als een beer en was zo lenig als een aap. Als Rabbi er aan kwam, was het meteen feesten geblazen in het Sasje. Hij kon zingen als een Italiaanse zanger en

zong uit volle borst alle liedjes van de Jordaan en ook andere, zoals: ‘mijn jiddische mama.’ Bij het oudejaarsvuur op het veldje, daar op de hoek bij de Eemstraat, maakte hij een salto over de vlammen. Hij danste als een buikdanseres, nog voordat die dans vanuit Turkije of waar dan ook hiernaartoe was gehaald. Als wij van het Sasje feest vieren, denken we meteen aan Rabbi.

Dan zeggen we: weet je nog wel!

   
Veel kinderen van het Sasje zaten op de openbare school.
Dit is de klas van meester Kuilman voor de school aan de Puntenburgerlaan, hoek Eemstraat, en op de foto daaronder de klas van meester Bovenkamp, in een klaslokaal. Deze school is in de oorlog geheel door bommen verwoest. Dit is gebeurd op vrijdagnamiddag 13 oktober 1944 toen ook de munitiewagons op het spoorweg-emplacement zijn gebombardeerd. Gelukkig waren de schoolkinderen al naar huis. (*) Na het bombardement zijn de kinderen van de school van de Puntenburg uitgeweken naar een noodschool in de vroegere Wijersstraat, (thans Stadsring, vlak bij de tunnel).
 
(*) Zie Amersfoort ‘40-’45 van J.L. Bloemhof, uitgave 1990.


 Samen op straat
Voor de kinderen was het hele Sasje ‘speelterrein’. Eerst ging je kijken of er nog wat te doen was in de Zwartesteeg. Daar was altijd wel wat te beleven. Dàn ging je naar de steeg die daarachter lag. Dat was de steeg tussen de Hoogstraat en de Noordstraat. In die steeg was altijd wat te
doen, want de buren van de Hoogstraat hadden lange tuinen en aan de Noord-straat lagen korte tuinen met een schuurtje op het end. Die tuinen kwamen allemaal op de steeg uit. En het was altijd leuk om daar te zijn. Je kon er spelen en kijken naar de mannen die achter zaten te werken. Je mocht dan met je vriendjes altijd binnenkomen. Het was ook spannend om langs de tuin van Pureveen te lopen, want die hadden een hele hoop meiden. Als er niets te doen was in de steeg, dan ging je kijken bij het winkeltje van Brommetje. Daar zaten soms mensen voor of achter, gezellig een biertje te drinken. Als dan Teus Kokkepit langs kwam met het orgel dan liepen we mee. Dan gingen we het hele Sasje over en dan kwamen er steeds meer jongens en meisjes bij. Als de oude Kroon langs kwam met zijn ijscokar, was het helemaal feest voor ons. Had er iemand een goeie dag gehad, dan werden alle kinderen getrakteerd op een ijsje. Maar verder dan het Sasje mochten we niet komen. Als moeder gezegd had: ‘niet naar de Eem en niet naar het spoor’, dan waagde je het niet om verder te gaan. Als je moeder merkte dat je daar naartoe was gegaan, kreeg je wel een draai om je oren.

Jan Wery

   
Teus Dreuning, alias Teus Kokkepit. Hier staat hij met zijn orgel op de Appelmarkt (foto 1938).
   
De familie Karman, achter het huis, Eemstaat 32. De huizen uit dat rijtje werden ongeveer begin 1980 onbewoonbaar verklaard.


 Daar zat muziek in 't Sasje
Er waren veel mensen in de buurt die accordeon speelden zoals Evert van de Brom, Jan Wery, Langras en Klomp en vele anderen. G.H.G. Lambrechts, beter bekend als Bertus de accordeonist uit de Eemsstraat, was de beste. Hij gaf professioneel les. Als de les begon, speelde meneer Lambrechts eerst een stukje voor. Hij had ook een eigen club, waar ongeveer 30 jongens en meisjes lid van waren. Iedere zondag kregen we les en dat was gratis.

Mijn opa speelde accordeon, dus ik moest het ook leren spelen van mijn vader. In die tijd - dat was ongeveer 1950 - kostte een mooie accordeon 150 gulden. Hoe komt een Sassiaan aan zoveel geld? Mijn vader deed in lompen en papier en perste het papier in balen. Hij spaarde al het papier op en verkocht dat in Utrecht. Daar kocht mijn vader mijn eerste accordeon. Al zijn zuur verdiende handelsgeld ging er in één keer aan op. Die van Lambrechts waren fijne mensen. Je kreeg accordeonles in de huiskamer. Een les kostte drie en een halve gulden.
Lambrechts kwam ook wel bij ons thuis lesgeven. Maar het gebeurde ook wel eens dat we moesten doen of we niet thuis waren, omdat we het geld op dat moment niet konden missen. Ik had dan gelukkig wel een week extra de tijd om nog eens goed te oefenen.

een Sassiaan

   
Bertus Lambrechts (r.) samen met Kees Ising en zijn accordeon van zestien bassen op de foto toen hij 16 jaar was. Bertus is in 1990 overleden. Zijn vrouw, Petronella van de Brom, is nu 90 jaar.

Joop Lambrecht



 Zak op de rug en twee trappen op
Mijn vader Kees Klomp was een bekende figuur op het Sasje. Wat was hij voor een persoon. Om te beginnen: een harde werker, vooral als de boten moesten worden leeg gemaakt. ‘Zak op de rug’, twee trappen op en dan bij Gerritsen naar binnen. Dat was hard werken en dat zullen de oudjes nog wel weten. Maar mijn vader had ook een muzikale knobbel. Toen het werk aan de Koppel een beetje minder werd, kwam hij op het idee om een orgel te huren. Zo gezegd zo gedaan. Hij draaide het orgel in Amersfoort, in Soest, in Baarn en in Hilversum. Maar hij wilde meer. Hij kocht een accordeon en toen hij één of twee liedjes kon spelen ging hij er de straat mee op. Hij werd straat-muzikant. Wat een mooie tijd was
dat. Mijn moeder kreeg het eindelijk een beetje ruimer. Mijn oudste broer Kees was drummer en mijn vader speelde samen met hem op heel veel bruiloften en partijen. Er schiet mij nog een klein voorval te binnen. Ze speelden eens op een feestje in Nijkerk. Na afloop ging de hele boel op de bakfiets en op naar huis. Mijn broer
fietste, want vader Klomp had de nodige versnaperingen op en kon dus niet fietsen. Eenmaal thuisgekomen gooide mijn broer het zeil aan de kant: geen vader te zien. Dus ging hij dezelfde weg maar weer terug. En ja hoor, in Hoevelaken lag Kees senior te slapen aan de kant van de weg. Dat is één van de verhalen over mijn vader. Ik zou er nog veel meer kunnen vertellen. Mijn vader is ook bij de KRO op de radio geweest. Op dat moment was hij de oudste straatmuzikant van Nederland.

Henk Klomp (geb.1932)

   
Kees Klomp (1898-1986) achter zijn huis in de Gaslaan. Op de achtergrond de directeurswoning van de gasfabriek.


 Je beseft pas later de leuke dingen
In 1933 ben ik in het Sasje geboren en tot juni 1941 heb ik daar gewoond. Als kind zag je, en dat besef je pas later, hele leuke dingen. Zoals het koeien drijven van ‘Buisje’ met z’n vrouw en ‘Jantje Poep’. Jantje Poep ging met een koffer met borstels, kammen en naaigerei langs de deuren. In mijn herinnering zie ik nog dat grote huis staan vlak bij de spoorbomen. Dat hoorde bij de gasfabriek. Daar lagen vaak stukjes cokes die we als kinderen bij elkaar zochten, want dan kon thuis de kachel extra branden. In het Sasje had je ook het winkeltje van Opoe Krijnen. Ze liep met een stok. Ze verkocht snoep en als je een cent had, kon je daar wat kopen. De grote kinderen zeiden dan: ‘een centje stelen en een centje kopen’. Dat snapte je toen nog niet zo, maar later des te beter. Je had ook Van Zomeren. Daar bakten ze gevulde koeken en als er koeken waren verbrand, kreeg je die van de fabriek. Dan schrapte je het zwart eraf. Heerlijk! Verder was er nog een kruidenier waar je vaak een boodschapje moest halen: een ei of een onsje
suiker. Je had het melkboertje Kuit die op zijn achterplaats een soort putje had. Daar moest ik met een kan naar toe om melk te halen. Daarna ging het voetje voor voetje terug naar de Gaslaan, waar wij woonden. Je probeerde niet te morsen, want dat was erg. Ik denk aan Vial die naast ons woonde, die een groot duivenhok had. De familie Smeele woonde aan de andere kant. Daar hielden ze kippen.
Bertus Veenendaal, ofwel: ‘Buisje’. Hij kwam van de Teut, maar woonde in de dertiger jaren al op het Sasje. Hier levert hij koeien af bij slagerij v.d. Klashorst aan de Soesterweg.
Ik herinner me nog die keer dat ze aan het slachten waren en dat er toen een kip zonder kop zo maar bij ons door de tuin vloog. Als kind vond ik dat heel griezelig. In de buurt woonden ook schoenmaker de Goede, de families Kuppen, Mossink, Kapteijn en Kraan. En ook Opoe de Waal, die had zo’n kanten mutsje op. Ik weet nog, dat als er ergens een huis leeg stond, er altijd wel iemand was die er voor de lol ging ‘spoken’. Als kind durfde je daar amper langs. Verder kon het er soms vreselijk stinken, want achter het huis had je de ketels van de gasfabriek en aan de voorkant zat Polak. In 1940 is mijn moeder overleden. Van de zes kinderen zijn de vier jongste uit huis geplaatst. Mijn broers gingen naar een tehuis in Amsterdam en ik ging naar het Maria-Internaat op de (latere) Noordewierweg. Eens in de maand mocht ik op zondag na de kerk een paar uurtjes naar huis. Dat is geen fijne tijd geweest.

D. van Wegen-Hamers



 De handel in groenten
Hoewel het Sasje niet zo groot was, woonden er veel groentehandelaren. Sommigen hadden een winkeltje, anderen gingen er met de kar op uit. Op deze foto, die op het Sasje is genomen, staat Lammert van den Hoek samen met enkele klanten voor zijn kar. Hij heeft menig Sassiaan in armoedige
omstandigheden aan een aardappeltje geholpen. Helaas is Lammert in 1957 op 43 jarige leeftijd overleden. Zijn vrouw Mien van Rootselaar moest met haar gezin, dat toen bestond uit vier zonen en drie dochters, alleen verder. Dat is haar goed gelukt. Ze was een prachtvrouw.

de kinderen

   
Mien van den Hoek-van Rootselaar voor het huis aan de Gaslaan nr. 82. De kinderen zijn (v.l.n.r). Marie, Dries en Annie.
   
De kinderen Deijs op het speelveldje in de Noordstraat, naast de kolenhandel van Van Burgsteden. Bovenste rij: Annie, Willie, Lenie (met Ger op schoot) en Beppie. Onder: Willie en Jannie.
   
De rijwielzaak van Hilferink op de Eemstraat. Deze foto is circa 1919 genomen. Voor de zaak staat opa Hemmie Hilferink met zijn vrouw Margreet Krijnen en kleine zoon Hemmie. (Hemmie is geboren in 1917 en ging later in de bloemenhandel).
   
Kleine Jopie ergens in het Sasje. Circa 1947.
   
Willem van Hoeijen eind jaren veertig in de tuin van het huis aan de Hoogstraat 32. Op schoot nichtje Truus van Hoeijen. Daarachter (v.l.n.r.) Jopie Penning, dochter Jopie van Hoeijen en neef Jan van Hoeijen. Op de achtergrond de ketels van de zeepfabriek.


Het Sasje in de jaren '20
‘Met weemoed denk ik aan die prachtige zandkuilen, het terrein waar nu de Erdalfabrieken en Bronswerk staan. Het was in onze jonge jaren, één grote zandvlakte met hier en daar wat grasplekken, vooral achter de melkfabriek van Sieperda. Er werd daar heel wat afgevoetbald. In die zandkuilen kon de jeugd van ‘t Sasje de overtollige energie volledig kwijt. Op de plaats waar nu het abattoir staat, lagen in onze dagen enorme stapels takkenbossen, rijshout, vermoedelijk voor de beschoeiing van de Eem. Je kon op die stapels klimmen, hutten bouwen of verstoppertje spelen. Ik denk terug aan ‘t meertje midden in de zandkuilen.

Daar was het visjes vangen geblazen. Je zag er “schrijvertjes” en “schaatsenrijders” over het water schieten, enorme libellen vlogen rond. Je zag er verder waterjuffers, je kon in die plas pootje baden, ja zelfs zwemmen en ‘s winters gingen daar de schaatsen onder of kon je naar hartelust sleetje rijden. Niemand dacht aan vakantie, want al die dingen kon je daar vinden in ‘t Sasje ... de plaats waar ik geboren ben...’

Amersfoortse Courant 16-9-1976

   
Het ‘Witte Bloemenhuisje’ op de voormalige standplaats aan de Arnhemsestraat.
   
Hemmie Hilferink senior - die van de bloemen - vertelde in 1976: ‘Het Sasje was eigenlijk een “dorpje” in Amersfoort. Ze lieten elkaar nooit in de steek. Iedereen had een bijnaam, een scheldnaam kon je het niet noemen. Vroeg je soms iemand naar zijn naam dan kon je als antwoord krijgen: “Ik ben een joeng of deern van de Beer, of de Kikker, of de Barnevelder.”’


 Crisistijd
Ome Jan Staal werkte vroeger bij ‘De Standaard’ op de Soesterweg. Daar stond hij ‘s morgens al vroeg in de bakkerij. Daarna ging hij er dan met de handkar er op uit om brood te venten door een deel van Amersfoort. Later is hij gaan werken bij het Smulhuis, de bakkerij die zoveel jaren later is uitgegroeid tot de ABF, de Amersfoortse Broodfabriek. Bij het Smulhuis hield ‘Jan de bakker’ zich alleen bezig met het bezorgen van brood. De tijden waren toen bar slecht. In de winter had Jan hulp nodig om de kar door de sneeuw heen te trekken. Wie daarbij wilde helpen verdiende een gulden en een brood per dag. Mensen die in de crisistijd alleen van een uitkering leefden, konden er zo iets bij verdienen. Jan Staal was erg geliefd bij z’n klanten.
Jan Staal de bakker (1922-1998).
   
Johan Kasteel en Bes Staal in de Hoogstraat. (foto circa 1942).


 De eerste auto
Na de oorlog verschenen er langzaam maar zeker ook auto’s in het Sasje. Wat een weelde was dat in de eerste tijd. Soms gingen vader en moeder Wery een dagje uit naar het Puttense strand. Als ze dan met hun kroost wegreden, werd de auto nog eens extra volgeladen met de
kinderen uit de buurt. Dat was nog eens feest. Op de foto het Fiatje van de familie Van Zoeren. Teus had toen nog geen rijbewijs, maar hij had de auto alvast gekocht. Die kon toch niet harder rijden dan 40 km per uur. Teus zit in de auto en zoon Jan staat buiten.
De foto is genomen in 1964 in de Hoogstraat. Toen was men al bezig met het slopen van het Sasje. Dat kan je zien aan het puin aan de linkerkant van de straat. Dat was sloopwerk van Van Gulik, de eerste sloper van het Sasje.

In die tijd werden de stenen nog stuk voor stuk schoongebikt, omdat ze daarna opnieuw konden worden gebruikt. Op de achtergrond zie je de zeepfabriek, de ABM en Van Hoogevest.

Jan Wery




 De Autoclub
Veel jongens van het Sasje zijn later in het transport gegaan. De gekte voor de auto zat er al heel jong in. Deze karretjes werden vroeger zelf gemaakt met bij elkaar gezochte spijkers, een onderstel en wat hout. Alex Klaverstijn staat hier vol trots bij zijn vrachtwagen-combinatie, half achter hem verscholen
kan je nog net Jantje Pennings zien. De jongen met de armen over elkaar is Gerrit Wijnen. In het tweede autootje zit Japie van de Kooy. In het achterste wagentje zie je Jopie Terschegget. Links Peter Jansen. (foto circa 1955).
   
Karel Klaverstijn (1936-1997) is zijn oude liefde altijd trouw gebleven. Hij reed eerst voor het transportbedrijf van J.G. van den Berg en later bij Centropa. Hij ontving een oorkonde toen hij één miljoen kilometer schadevrij gereden had.


 Amper 6 jaar en de wereld aan je voeten
Amper zes jaar en dan de wereld al aan je voeten; Kleine Willem Polhout in de Noordstraat. Wat was hij trots op zijn nieuwe bokkenwagen. Hij was nog maar net een jaar of vijf of zes.
Let ook eens op ‘t Franse petje dat hij draagt. Hij zal nooit vergeten dat hem toen werd gezegd: ‘nou kan jij naar Frankrijk toe’. Daar heeft hij heilig in geloofd. De foto is halverwege de jaren veertig gemaakt. Op de achtergrond zie je de koekjesfabriek van Van Zomeren.
   
Hendrik Polhout (geb.1916) had van de politie vergunning om de auto’s, die door onbekende eigenaars op parkeerplaatsen waren achtergelaten, op te ruimen. Vijftig jaar geleden werd er nog gesloopt met de bijl. De wrakken werden ter plekke in elkaar geslagen. Op deze foto zijn vader Henk, en zonen
Willem en Jaap Polhout aan het werk (foto circa 1955).
   
De rijdende slijpinrichting van Jaap Visser en zoon Willem in 1958. Jaap staat rechts.
Mijn vader Jaap Visser (1892-1960), is afkomstig uit Zwijndrecht. Hij diende als jong pompenier bij de Cavalerie in Amersfoort en kreeg verkering met Sassiane Hendrica van Vulpen. Hij trouwde met haar en bleef hier wonen. Begin jaren veertig verhuisde ons gezin naar de Gaslaan. Jaap was een erg handige jongen en ook een all-round vakman. Hij kon alles maken, tot boten aan toe. Hij had meerdere diploma’s en heeft jarenlang als kleermaker op de Pauw gewerkt. In de crisistijd was er in het slijpersvak toch meer te verdienen. Hij is begonnen met een ouderwetse slijperskar, maar daar hebben we geen foto van.

Henk Visser



 Herinneringen aan de oorlog
Een paar maanden vóór de bevrijding kwamen er iedere middag om één uur bommenwerpers. Hun doel was de gasfabriek en de wagenwerkplaats aan de Soesterweg. We zagen zo de bommen vallen en kropen vol angst in de kelder. In de nacht van 17 op 18 april 1945 werd ik met bed en al wel een meter de lucht in gegooid, al de ramen waren gesprongen. Wat was er gebeurd?
De Canadezen naderden Amersfoort en nu hadden de Duitsers de spoorbrug bij de Koppelpoort opgeblazen. Kolenhandelaar Van IJken met zijn vrouw werden door de luchtdruk met bed en al door het plafond naar beneden gekwakt; ze hebben het overleefd.

L. van Drie-Vreekamp

De spoorbrug werd in april 1945 door de Duitsers opgeblazen.
Mijn vader is nog in de oorlog neergeschoten door de Duitsers. Die hebben ze op de handkar naar het ziekenhuis moeten brengen. Je mocht toen niet in groepjes bij elkaar staan... Op de hoek van de Gaslaan en de Eemstraat is het gebeurd. Daar stond een groepje mannen. Mijn vader kwam het poortje uitlopen en waarschuwde ze. Toen kwamen die Duitsers met zijspan eraan rijden en schoten hem zo neer. Hij heeft nog geluk gehad. Ik stond boven uit ‘t dakraampje te kijken en zag het gebeuren. Verderop aan de Eem werden de schepen gelost met erwten, met tarwe, met varkens, van alles! En die moffen reden dan door de Eemstraat. Ik heb meegemaakt, dat zo’n Duitser een lekke band had op het hoekje van de Eemstraat en die had allemaal kuggen, van die Duitse broden, in zijn auto. En toen gingen de vrouwen van het Sasje die Duitsers afleiden, weet je wel. Met een geintje en zo. Toen hebben wij die auto opengebroken om er wat brood uit te halen. Dat hebben we geweten. Die Duitsers kregen dat in de gaten...ik heb me toen onder een handkar verstopt. Maar er was een oudere Duitser bij, die begreep het wel. Die had zelf een gezin daar thuis...

Ik weet ook nog goed dat er gebombardeerd werd op de wagenwerkplaats. We zijn toen in de richting van het water gevlucht.

M. Montauban-Visser



 De Gaarkeuken
‘Mijn vader heeft in de gaarkeuken gewerkt. Hij was kok en moest het eten koken. Bij mijn vriendinnetje thuis hadden ze armoe en daar hadden ze honger. Ik kende de plaats van het hok, waar de aardappelen ingegooid werden. D’r liep zo’n trapje langs. Het was pas gevuld. Ikzelf hoefde niets, want mijn vader bracht altijd wel wat mee. Ik zei tegen mijn vriendinnetje: ‘jij moet op de uitkijk’, want zij dorst niks. En toen zei ik: ‘dan klim ik erop en dan zal ik voor jullie aardappels pakken. Als er iemand aankomt moet je waarschuwen.’ Mooi niet.
Ik ben door zo’n bewaker naar beneden gehaald, van het dak af en ik kreeg toen op mijn donder van mijn vader. Ik zeg: ‘ ze hebben honger!’ Ja, zegt mijn vader, ‘maar je waagt wel het hele gezin d’r aan.’

M. Montauban-Vissser

De gaarkeuken was gebouwd op het terrein van de gasfabriek in het verlengde van de Gaslaan en werd op 21 maart 1941 in gebruik genomen. Op 29 november 1945 is het gebouw door een bom verwoest
Ik was 13, in mei zijn we bevrijd, en in Juni werd ik 14. Je mocht 's avonds na acht uur niet meer op straat, maar wíj speelden wél buiten. We gingen van poortje naar poortje en als we iets aan hoorden komen, dan verstopten we ons. Het was een spannende tijd.
‘Kooltjes’ uit het water halen

Ik heb wel van die oude mensen gehoord dat ze, als ze in die jaren moesten helpen met het lossen van groente, een stuk stevig ijzerdraad bij zich hadden. Daar staken ze wat kolen aan. Die werden zo langs het schip in het water gezet en dan werden ze de volgende dag weer opgehaald.

R. Vis



 De Canadezen komen
In 1945, onmiddellijk na de oorlog, is er een buurtvereniging opgericht in de Gaslaan. De foto is gemaakt ter gelegenheid van het bevrijdingsfeest. De buurt was versierd met erehagen. De Canadezen hebben toen voor het eten gezorgd. Die Canadezen waren gelegerd voorbij de Gaslaan, in de fabriek van Polak Frutal Works.
Hier volgen een paar namen. Het eerste kind van de voorste rij (midden) is Adrie Flos. Links achter zijn blonde koppie zie je nog net het smoeltje van Gerda Teters. Tussen kind drie en vier van die rij zit Dienie Bouwman (het meisje dat naar rechts kijkt). Een paar rijen achter Dienie (iets naar rechts) vallen twee meisjes op die lichte kleren dragen. Links (met ceintuur) is Aartje Vink; rechts daarachter haar zusje Riekie Vink. De staande grote jongen (aan de linkerkant van de foto) is Peli Meijer. Daarnaast staan Corri Mossing en Bart Veenendaal.
Bevrijdingsfeest 1945, hoek Eemstraat - Noordstraat. Op het versierde wagentje was een bord aangebracht met de tekst: ‘Hongerend Nederland ontvangt voedsel’. Het meisje bij het wagentje ben ik.

Frieda Jansen-Wisgerhof

In het laatste oorlogsjaar gingen ook de mensen van het Sasje - meestal vrouwen en kinderen - er op uit om eten op te halen tot achter de IJssel toe. Dan kwamen ze naar de fabriek en vroegen ze mijn vader om het graan voor hen te malen. Na de oorlog lag er op Sint Nicolaasavond een pakketje voor hem op de stoep met het volgende gedicht:

L. van Drie-Vreekamp

In de moeilijke oorlogsjaren was de heer Vreekamp steeds paraat.

Had een ander soms bezwaren, hij was een man van de daad.

Kwamen ze om het graan te laten
malen keer op keer, dikwijls was het dan een beetje meer.

Ook aan de voordeur was het raak, als de kinderen van het Sasje, klein en groot, kwamen vragen om wat brood.
‘ t leek soms wel een bakkerszaak’



 Het gewone leven
Na de oorlog begon het gewone leven langzamerhand weer op gang te komen. De schepen met graan meerden weer aan, ook schepen met cocos waaruit olie werd geperst. De olieslagerij draaide op volle toeren, in ploegendienst, van ‘s morgens zes uur tot ‘s avonds tien uur. Het graan werd tot meel vermalen en onder de knecht die hun ruggen kromden en de zware zakken van hun schouders op de vrachtwagens lieten glijden waren ook weer de mannen van het Sasje, de Koppelgasten. Na afloop van het werk gingen ze vaak in het schipperscafé van Krijnen bij de Koppelpoort of bij Henk Rinkel in café ‘Onder de Linden’ een neutje of biertje pakken.
Op zestigjarige leeftijd overleed mijn vader, plotseling. Hij werd thuis opgebaard, Onder degenen die mijn moeder en ons kwamen condoleren en afscheid nemen van mijn vader, waren ook de mannen van het Sasje, de Koppelgasten.

L. van Drie-Vreekamp
(Met dank aan mijn broer Henk voor al zijn informatie).

(V.l.n.r.) Evert en Maasje Vis, oma Vis, Hendrik Jan Wery en Jo Wery. Deze foto is genomen kort na de bevrijding. Evert en Henk hebben militaire pakken aan. Dat was een rage in die tijd. Het kwam hun ook goed van pas, want ze moesten wachtlopen op het industrieterrein. Daar waren allerlei legergoederen opgeslagen.
   
Gerrit Elsinghorst voor één van de groentetuintjes aan de Zwartesteeg bij de gasfabriek. Vaag op de achtergrond de silo’s van Van Nieuwenhuizen en de Cova aan de Kleine en de Grote Koppel.
   
Stien Burgsteden van de kolenboer uit de Noordstraat met haar oudste kleindochter Stien. Opoe Burgsteden is geboren in 1876 en 97 jaar geworden. Ze had 9 kinderen en 65 kleinkinderen.
   
Hier verlaat Peet Burgsteden zijn huis aan de Eemstraat. Hij werkte op het slachthuis als stalbaas en halknecht. Hij had ook negen kinderen. Stien (op de foto hierboven rechts) is zijn dochter.
 
De familie Van Beem was een begrip in heel Amstersfoort. Manus van Beem was stucadoor. Met de handkar heen en weer naar Hilversum om daar de materialen voor het stucadoorswerk op te halen? Dat was geen probleem. Zijn bijnaam was dan ook: ‘ezeltje van Brits’. Brits was zijn werkgever. Het echtpaar Van Beem is meer dan vijftig jaar getrouwd geweest.


 De Wery Boys
Het eerste en tweede elftal van de ‘Wery Boys’ werden in 1971 kampioen. Op een vrachtwagen zijn ze door de stad naar het Sasje gereden. Ook de zomeravondcompetitie was een grandioos succes.
Behalve de spelers en de supporters staan op deze foto ook de bestuursleden en de technische staf. Achter
links zien we achtereenvolgens mevr. Berghuis, H. Wery, Rabbi Kapteijn en de heer Berghuis. Daarvoor zit Jacques Stuivenberg, de trainer van het eerste. Wery was trainer van het tweede. Evert Vis was voorzitter en Rabbi Kapteijn penningmeester. Rechts staat mevrouw Wery. De twee dames in het gezelschap zorgden voor de kleding.


 Een clubhuis voor het Sasje
Het is begonnen in 1950. Er kwam een meneer uit Rotterdam bij ons thuis, die daar een gesprek had met de secretaris van de speeltuin, die op het hoekje van de Gaslaan zat. Ik was toen een jaar of veertien, vijftien en werkte nog bij de Phoenix. Toen ik van mijn werk thuis kwam, vroeg die meneer Menger, want dat was zijn naam, of er jongens waren die zouden willen helpen een gebouw op te knappen, dat dan een clubhuis zou kunnen worden. Op 10 mei waren wij met 21 jongens en een paar vaders aanwezig in het oude distributie-kantoor van Plantsoen West. Op die eerste avond werd er uitleg gegeven over wat er gedaan zou moeten worden. Er werd ons ook gevraagd om meneer Menger ‘meester’ te noemen, want dat was wat gemakkelijker. Een paar dagen later kwam er nog een ‘meester’ bij uit Amsterdam, de heer Vonk. Onder leiding van die twee hebben wij jongens van het Sasje tussen 15 mei en 29 juli het gehele gebouw dat totaal vervuild en vervallen was, keurig ingericht en afgewerkt. Veel werk werd natuurlijk gedaan door de leiding, maar ‘s avonds waren wij er ook. En toen moest dat gebouw geschilderd worden, en daarbij mochten we ook helpen. Op onze manier. Daar waren ook Theo du Crock en Henkie Klomp bij. Als dank zijn er die zomer twee kampen geweest speciaal voor de jongens die deelgenomen hadden aan de voorbereidingen van het clubhuis. Het eerste kamp werd gehouden van 23 tot 29 juli te Amerongen, voor 25 jongens van 12 tot 15 jaar. Het tweede kamp was van 31 juli tot 5 augustus. Toen waren er 18 deelnemers. Daarna is er nog ontzettend veel werk verzet om het clubhuis klaar te krijgen voor de officiële opening.

Andries van Dijk

   
Op zaterdag 14 oktober 1950 werd ons clubhuis dan eindelijk door burgemeester Molendijk officieel geopend. Bij die gelegenheid kregen 10 jongens uit de handen van de burgervader een gratis lidmaatschap voor het eerste jaar aangeboden. Op deze foto staan (v.l.n.r.)
burgemeester Molendijk, meester Menger, Sjaak Wery, Bertus Veenendaal en Andries van Dijk.
   
We hebben vooral die eerste jaren erg genoten van ons clubhuis.


 Pinksterkamp
Klaar voor vertrek naar het Pinksterkamp in Overberg. Boven links: Joop Teters, rechts Peter van Ee. Onder links: Kootje Jagtenberg, ook wel genaamd ‘de Kachelpiep’. De jongens staan hier voor de deur van het clubhuis Plantsoen West. Later stond hier het postkantoor. dat nu alweer is afgebroken (foto circa 1954).


 Busreisje naar het Zwarte Woud
Na jaren gingen we met het clubhuis ook eens een buitenlandse reis maken. Dat was de eerste keer van ons leven. We zijn toen naar Wiesbaden geweest. We moesten er een heel jaar voor sparen en we kregen buitenlands geld. Jan Wery: ‘ik vergeet het nooit meer. Ik moest van mijn moeder een takelwagen voor Kees meenemen, dat speelgoed kon je nergens krijgen.’ Andries van Dijk: ‘Ik weet nog dat de jongens het dorp in mochten en meester Menger zei: jij gaat mee, en je zorgt dat ze geen bier drinken! Nou vooruit, één biertje dan.
Dat liep natuurlijk helemaal uit de hand.’
Jan Wery: ‘maar ik was niet mee hoor, ik zat gewoon in het kamp. Ik was pas veertien. En toen zei Menger: jongens gaan jullie eens kijken waar ze blijven. Het was al donker, en we wisten heg noch steg. Toen hoorden we daar in de verte een klap en gerinkel. We wisten meteen: daar zaten ze! (Dat was één van de jongens van Snijders die een deur dichtsloeg...)
Op de foto o.a. Joop Teters, Joop van Putten, Henkie en Bertus Staal, Marietje van Beekhoven, Peter van Ee. Achteraan (tweede van links) meester Boereboom (foto circa 1956).


 Feest in Amicitia
De brief van het jeugdige feestcomité. Organiseren konden ze op het Sasje wel.
Het eerste lustrum van het buurthuis werd gevierd op 27 april 1955 in de grote zaal van Amicitia. Voor de kinderen was het feest ‘s middags. ‘s Avonds was het feest voor genodigden en ouders. Opgevoerd werd toen het spel ‘Vijf jaar clubhuisleven’. Na de pauze was er het optreden van circus ‘Olifant’. Bijna iedereen van het Sasje deed er aan mee.

Op die avond kwam ook het bericht dat er een nieuw clubhuis zou worden gebouwd. Dat zou de Schakel worden, verderop in het Soesterkwartier.

   
Op kamp in Overberg, begin jaren vijftig.
Op kamp in Overberg, begin jaren vijftig.


 De moeders en de schakel
Dit is een afbeelding van de vlag van ‘de Schakel’. Die vlag is gemaakt door de moederclub van zuster Jo Adriaans. Bij het feest van het clubhuis ‘Plantsoen West’ dat in Amicitia is gevierd, werd de nieuwe vlag aan het bestuur van het clubhuis aangeboden. Kort daarna is het clubhuis aan de Soesterweg gebouwd. Op 21 april 1956 werd de nieuwe vlag voor het eerst gehesen. De moeders zijn in die jaren ook een paar keer op kamp geweest. Het eerste kamp was in Otterlo. Het jaar daarop was er een moederkamp in Amerongen.
Voor ‘de Duiventil’ te Nunspeet, circa 1957. Vooraan (derde en zesde kind van links) Henkie en Jopie van den Hoek. Op het hoekje rechts: Sientje Wery. Op de tweede rij (tweede van links) opoe Gouw.
Op de achterste rij (vierde van links) Kee van den Hoek-Gouw. De laatste drie (v.l.n.r.) Jo Wery-Staal, zuster Jo Adriaans en een leidster.

(bron: zuster Jo Adriaans, geb. 1919)



 Eerbetoon aan Sassiane Tante Kee
Tante Kee woonde in de Eemstraat 26(10). Het huis stond niet langs de straat. maar meer naar achteren, tegen de grote gashouder aan, in de ‘Zwartesteeg’. Het was één van de oudste huizen van het Sasje. Electra was er nog niet. Tot ver na de Tweede Wereldoorlog hebben wij het moeten doen met gasverlichting in de Zwartesteeg. Er was één grote waterpomp voor de drie gezinnen die daar naast elkaar woonden. Als de winter voor de deur stond, moest de pomp worden ingepakt met stro en dat stro moesten wij zelf gaan halen bij Klomp op het Smallepad. Tante Kee was een geschenk uit de hemel voor ons en voor het Sasje. Ze stond voor de duvel en zijn malle moer, voor wie dan ook en voor iedereen klaar. Op de foto zien wij haar als de oppas voor haar kleinkinderen. Want de vrouwen moesten naar het werk.
Achter de Eemstraat in de Zwartesteeg.
Tante Kee hielp bij ziektes en geboorte. Dat was haar lust en leven. Zij hielp bij iedereen. Zij was gewoon de tweede vroedvrouw van het Sasje. Toen mijn zus Lenie net was bevallen, was er bij de familie Van Vulpen ook een baby geboren. Dat was geen probleem. ‘s Morgens werkte ze bij mijn zus en ‘s middags bij Van Vulpen. De vrouwen lagen toen nog tien dagen op bed en hulp was dan hard nodig. Zo ging dat in het Sasje in die tijd. Tante Kee was ook heel begaan met de jeugd van het Sasje. Zij heeft veel geholpen in het clubhuis op het Plantsoen-West en later in de Schakel. Ze was een heel bijzondere vrouw, die tante Kee. Bedankt Ma.

Ph. van den Hoek



Klompen en cokes voor het Sasje
Dit is Henderik den Ouden, de grootvader van Ben. Hij is geboren in 1886 en woonde met zijn vrouw Door in de Eemstraat. Als onze klompen stuk waren, maakte hij ze voor ons, zodat wij weer naar de kerk konden gaan. Dat moest! Want nieuwe klompen en schoolkleding kreeg je dan wel van St. Vincentius, maar alleen met een briefje van pastoor.
Zo was dat in die tijd.
   
Willem Hijmering, geboren in 1904, is 89 jaar geworden. Hij is begonnen bij Van Gend & Loos en daarna heeft hij meer dan veertig jaar als stoker bij de gasfabriek gewerkt. Hij had een goed pensioen. In de oorlog gooide hij ‘s-avonds voor de Sassianen altijd gauw nog even een paar zakken cokes over de muur bij de tweede steeg.
   
Mijn ouders woonden in de Hoogstraat 20. Vader was hoefsmid. Ze kregen vier zoons en drie dochters, dus het was best aanpoten voor de kost. Soms was het ‘zuinig aan’, maar met wat burenhulp wist de familie zich toch wel weer te redden. Daar zijn de kinderen hen nog altijd zeer dankbaar voor.

Ben den Ouden

 
Het echtpaar Van Rossum uit de Noordstraat. Zij regelde voor de vrouwen van het Sasje de dagjes uit met de bus. Daar werd het hele jaar voor gespaard. Hij was stucadoor, en een goeie! Over hem ging het verhaal, dat als hij geen mes had om een hoek te maken met de mortel, hij dat wel met zijn bierflesje deed ...


 Een monument voor onze ouders
De familie C. Terschegget woonde in de Eemstraat 62. Onze vader was een bouwvakker met hart en nieren. Hij werd ook wel grote Arie genoemd. Ons gezin bestond uit vier dochters en vijf zonen. Menig Sassiaan zat achter die meiden aan. Vader Terschegget was een harde werker en hield veel van zijn gezin. Als hobby hield hij postduiven, zoals zo velen van het Sasje. Onze moeder, Gerrie Poort, had heel wat te stellen met het grootbrengen van al die kinderen.
Door lief en leed samen met alle bewoners van het Sasje te delen is het hen goed gelukt. Wij, kinderen van de Sassianen, hopen misschien met medewerking van de gemeente een monumentje neer te zetten op de plaats waar het Sasje heeft gestaan. Als er mensen zijn, die zo iets verdiend hebben, dan zijn het toch zeker de Sassianen wel.
   
Arie Terschegget (grote Arie) met zijn vrouw Ger Poort.
   
Kleine Arie (de Witte), Ger Terschegget-Poort (geb. 1916) en Tonia (foto circa 1940).
   
‘Hij vloog als één van de beste van de buurt’

Jan van den Hoek, bijgenaamd ‘Mammetje’, uit de Noordstraat is de stratenmaker van de familie en een goeie! Maar zijn hart heeft hij vooral aan duiven verpand. Dit is zijn duivenplatje. D’r waren er heel veel
op het Sasje die duiven hielden. De anderen zeiden dan van zo’n duivenmelker: ‘hij vliegt als één van de beste van de buurt’.... maar daar moet je maar niet naar luisteren, dat was gewoon de kift.
   
Een graantje meepikken ...

Opa Roel van den Hoek (1891-1956) heette eigenlijk Philippus, maar iedereen noemde hem Roel. Hij was groentehandelaar en stond altijd in Barneveld, vlak bij de toren van Jan van Schaffelaar. Later ging
hij vier keer per week ‘s morgens vroeg de duiven voeren bij de Kamperbinnenpoort. Dat voer veegde hij op bij Van Nieuwenhuizen op de kade aan de Kleine Koppel, maar dat deed zo’n beetje iedereen wel op het Sasje (foto circa 1953).
   
... en het voederen

Dan heb je ook nog Henk ‘de Snor’. Dat is een broer van ‘Mammetje’. Hij is getrouwd met Betje Snijders. Hij heeft nu een hele ‘menagerie’ op het vroegere Sasje. Toch eigenlijk jammer dat dit aparte plekje er straks niet meer is.
Op deze foto mogen kleinzoon Danny en
neefje Ronald helpen met voederen. Een schoondochter en kleine Henk zijn ook van de partij (foto circa 1996).


 We hebben er altijd met plezier gewoond
Toen ik 4 jaar was, zijn wij naar de Eemstraat 41 verhuisd. Dat was in 1940. De familie G.J. Berendse bestond uit vader en moeder en drie kinderen: zoon Martin, mijn zuster Mien en ik Francien. Mijn bijnaam was Pukkel. Als mijn moeder me riep bij mijn gewone naam kwam ik niet. Riep ze Pukkel, dan was ik er. Ik weet nog, dat we naast de familie Den Baas woonden. Als die er een dag niet waren, nam ik het driewielertje uit de schuur en ging ik fietsen. We hebben er de oorlog meegemaakt. Toen ik ging trouwen, hebben we een jaar boven mijn schoonouders gewoond. Daar is de eerste zoon geboren. Daarna zijn we weer in de Eemstraat komen wonen, nu op nummer 47, (vroeger de winkel van Krijnen). Daar zijn de andere drie jongens geboren Wij hebben er dertien en een half jaar gewoond. Toen moesten de huizen worden gesloopt . Wij hebben er altijd met plezier gewoond.

F. Vivié-Berendse
   
De families van G.J. Berendse en A.H. Vivié op de foto voor het huis aan de Eemstraat 47. (Vroeger de winkel van Krijnen)
   
Gerard en Riet van de Coterlet voelden zich zo thuis in de Eemstraat dat toen hen voor de verhuizing werd gevraagd waar ze wilden wonen, ze zeiden: 'Zo dicht mogelijk bij de Eem.'
   
Nikkel en chroominrich-ting B. Kamphorst

De heer B. Kamphorst is de stichter. Hij was eerder werkzaam geweest als bedrijfsleider over de Galvanische afdeling bij de Eysink fabrieken. In juni 1923 is hij voor zichzelf begonnen aan de Eemstraat 26(1), in wat oorspronkelijk een tabaksfabriekje is geweest.
Na verloop van tijd zijn de huizen Eemstraat 2, 4 en 6 opgekocht en omgebouwd tot fabriekshallen.
   
De galvaniseerinrichting van Kamphorst aan de Eemstraat 2,4 en 6. Na de sloop van het Sasje is de firma Kamphorst verhuist naar het bedrijventerrein van Nieuwland.
   
De buurman met zijn drie kindertjes gekiekt voor het huis van schoenmaker De Goede aan de Eemstraat. Vooraan (vanaf links) Nellie Lambrechts en Rinie Teters, daarachter Marie Teters (foto circa 1951).
   
Op Koninginnedag voor de groentewinkel van Henk Buddingh in de Eemstraat. (V.l.n.r.) Cor en Alex Klaverstijn, Jan Karreman, een vriendin van Riekie, Gerrit Klaverstijn, Rieke Van de Coterlet, Co den Ouden, (buurvrouw) mevrouw Van de Coterlet, Dick en Wim Berghuizen.


 Niet alleen maar rozegeur
Wij woonden in een bedrijfswoning van Polak Frutal Works op de hoek van de Eemstraat en de Nijverheidsweg. Onze voordeur was aan de Eemstraat. Het fabrieksterrein lag aan de Nijverheidsweg. Bij ons aan de overkant zat de groenteveiling en dan had je daar ook nog Bronswerk en Eysinck in de buurt. Het stonk er naar van alles. Je zag het ook aan ons huis: de verf bladderde er vanaf. Als ik thuis mijn kinderwagen achterliet, dan ging het chroom eraf, zo slecht was die lucht. Mijn moeder had altijd een stukje raam open, en de gordijnen waren in het midden gewoon verrot. Al die bedrijven gaven luchtjes af, maar Polak Frutal Works stond er voor bekend. Als ik naar de tandarts ging en ik trok mijn zondagse goed aan, dan zei hij: ’ha Frutal Works!’. Aan die lucht waren wij wel gewend, maar vreemde mensen roken dat. Dat was gewoon zo.

Jopie Prins-van Hoeijen (interview).

   
Bert Vivié gefotografeerd op de Amsterdamseweg. Voor de aanleg van deze nieuwe weg moest De Gaslaan worden afgebroken. Op de achtergrond Frutal Works (foto circa 1965).
   
Jopie van Hoeijen bij de motor van haar vriendje, opzij van het ouderlijk huis. Op de voorgrond de spoorrails van de Nijverheidsweg. Links het gebouw van de groenteveiling (foto circa 1960).


 De Gasfabriek
Wij zaten daar rondom in de fabrieken: Polak, Fruital Works, de gasfabriek. Stinken, niet normaal. Maar niemand maakte zich daar druk over. Je hoorde de mensen niet. Onze kauwgom, dat bestond uit teer! Dat plukte je gewoon ergens vanaf, daar ging je op kauwen, dat was onze kauwgom. Daar zat daar achter bij de gasfabriek ook allerlei troep in de grond, en wij als kind daar maar hutten bouwen. Dat scheelde ons niks, je wist het ook niet.

Andries van Dijk

   
In de tuin achter het huis Gaslaan 71. Als je toen de was binnenhaalde was die meteen al weer vuil. Op dit kiekje zie je mevrouw C. Dijkhuizen met de kinderen van buurman Van de Brom.
   
Gerrit van Dijk voor het huis Gaslaan 31. De man achter hem is Peel Gerrits. Links de muur van Polak Frutal Works. Gerrit (1925-1949) is in Indië gesneuveld.
   
De familie Oosterhof woonde aan de Gaslaan. Kleine Wiebe in de kinderwagen vlak bij de luchtbrug over het spoor. Deze foto moet begin jaren veertig zijn gemaakt.
   
Gerrie van den Hoek met baby Jan in de achtertuin van de familie Vink, Gaslaan 67.
   
Jansje Kraak in het speeltuintje aan het begin van de Gaslaan. Bolmeijer, de directeur van de gasfabriek woonde op Gaslaan nummer 5. Hij vond het goed dat op het terrein van de voormalige centrale gaarkeuken een speeltuintje werd ingericht. Dat was vlak na de oorlog. De speeltoestellen zijn toen gemaakt in de werkplaats van de fabriek.
   
 
   
 
   
 
   
 
   

Cornelius Antonius Wery
(1952-1973)

Als er iemand overleed op ‘t Sasje, rouwde iedereen.

Bij het Sasje hoort ook de herinnering aan de overmoed van de jonge Sassianen en de angst van de ouders dat er iets mis zou kunnen gaan. Wanneer er dan toch iets gebeurde, was er het verdriet van de familie, maar ook de betrokkenheid en het medeleven van de buurt. Cor Wery stierf in de bloei van zijn leven na een ongeval. In hem eren wij op deze plaats al de jongeren van het Sasje die ons helaas zo vroeg zijn ontvallen.



 In afwachting van een nieuwe toekomst
Op 1 juli 1992 verscheen deze foto in de Amersfoortse Courant. De foto is genomen vanaf de tweede silo van de Cova aan de Grote Koppel. In de periode tussen 1960 en 1992 is het Sasje en de omliggende bebouwing bijna geheel afgebroken.
Op de voorgrond staat nog het gebouw van drukkerij Reproka. Iets daarachter het laatste huis van het Sasje, Hoogstraat nummer 10, dat in 1998 werd gesloopt.


 Reproka Visuele Communicatie
In 1975 kwam Reproka vanuit de binnenstad naar de Kleine Koppel, aan de rand van het Sasje. Het bedrijf bestond toen precies 30 jaar. In 1984 verdwenen de markante silo’s van Van Nieuwenhuizen. Langzaam maar zeker zagen we het Sasje om ons heen verdwijnen. Uiteindelijk zal ook het pand van Reproka na ruim 25 jaar afgebroken worden. Op een nieuwe locatie in Calveen gaat Reproka verder. Op weg naar een nieuwe toekomst…
De situatie aan de Kleine Koppel in 1974, voordat er met de bouw van het huidige pand van Reproka begonnen was.
   
In 1976 stonden de silo’s van Van Nieuwenhuizen nog aan de Kleine Koppel. Deze werden, niet geheel probleemloos, in februari 1984 opgeblazen. In de haven was het toen nog een drukte van belang.


 Het Sasje-comité in actie
Op 8 juli 2000 hebben de jongens van ‘t Sasje een boottocht gemaakt door Amersfoort. Het was een goede manier om al vóór de reünie weer in contact te komen met de mensen van het Sasje. Na afloop zijn we gezellig met zijn allen wat gaan drinken in de binnenstad.
   
Er verschenen artikelen over het Sasje in de Amersfoortse pers en Sjef Bode van Omroep Amersfoort interviewde het comité.


 De reünie
De reünie werd gehouden op zaterdag 30 september in de zaal van de Speeltuinvereniging
‘Het Soesterkwartier’. Er waren meer dan vierhonderd bezoekers. Het was zo vol dat de jonkies buiten moesten blijven staan. Wethouder de Wilde kwam ook
op bezoek en heeft ons beloofd, dat de naam van het Sasje behouden zal blijven.
   
Niet alleen uit Amersfoort, maar ook uit heel Nederland, tot zelfs vanuit Zwitserland hebben Sassianen de reünie bezocht.
   

Uit één van de vele reacties:

‘Ik woon nu al weer 35 jaar in Utrecht. Wat vond ik het leuk om via mijn nicht Wil Wery te vernemen, dat enkele van jullie oud Sassianen een reünie gingen organiseren en dat wij, ik en mijn man, ook van harte welkom waren. Wat een leuke avond hebben wij beleefd met al mijn oude vriendinnen, vrienden en bekenden. Nogmaals dank daar voor.

Jopie Prins-van Hoeijen

>>> einde archief <<<